Laudatio Jan de Vos: The Metamorphoses of the Brain - Neurologisation and its Discontents

6 oktober 2016

Ook onze volgende laureaat, Jan de Vos, winnaar van de tweede prijs, is geen onbekende van onze Stichting. Want ook in 2014 deed deze Vlaamse auteur mee met de Van Helsdingenwedstrijd. In dat jaar won hij weliswaar geen prijs, maar eindigde de jury in haar rapport over de inzending van De Vos met de volgende woorden:

“De jury is eensgezind in haar lof voor deze inzending, The Iconographic Brain. A Critical Philosophical Inquiry into the resistance of the Image. Het was helaas qua omvang uiteindelijk wat te klein om te belonen. De jury hoopt later nog eens werk van deze interessante en zeer originele inzender te ontvangen.”
Twee jaar later werd aan onze wens voldaan, en zond De Vos zijn veel uitgebreidere werk in, getiteld “The Metamorphoses of the Brain - Neurologisation and its Discontents”. Hierin is zijn eerdere inzending, over het iconografische brein opgenomen, en daarnaast vinden we in dit veelomvattende, complexe en zeer kritische werk vijf andere studies naar het brein, namelijk, het opgevoede brein, het materiële brein, het sexuele brein, het spektakelbrein en het politieke brein. Nu zou u kunnen denken dat dit studies zijn in de sfeer van populair-wetenschappelijke publicaties zoals die naar het zogenaamde “het puberbrein”, of “wij zijn ons brein”. Maar niets is minder waar.

Want, Jan de Vos geeft juist een meedogenloze, filosofische kritiek op de zogenaamde “neuroturn”, de neuro-wending’, en bekritiseert de invloed van neurowetenschappelijke concepten op het denken en praten over de mens. De Vos legt in zes gedetailleerde sprankelende analyses de metamorfoses bloot, waarin de mens terecht is gekomen door de neurowetenschappelijke ideologie, die tot in de kleinste uithoeken van de psy-wetenschappen is doorgedrongen. De Vos laat zien dat onze privé-sfeer steeds meer wordt gevormd en opgeslokt door de neurowetenschappen, en in zijn laatste hoofdstuk waarschuwt hij ook voor de ontmenselijkende politiek-filosofische consequenties daarvan.

Nu zou u kunnen denken dat deze kritiek op de Neuro-wending impliceert dat De Vos iets als ‘authentieke menselijkheid’, of ‘de subjectieve ervaring’, of ‘het persoonlijke verhaal’, zou verdedigen. Maar dat is geenszins de richting die De Vos inslaat. Zijn kritiek is geen pleidooi voor de bescherming van een primair-gegeven-menselijke leefwereld tegen zoiets als een objectiverende systeemwereld. De richting waarin De Vos het wel zoekt, kan nog het best worden gekarakteriseerd als Foucauldiaans, oftewel, genealogisch, waarbij hij veelvuldig gebruik maakt van denkers als Zizek, Nicholas Rose, Baudrillard, Malabou, Freud en Lacan.

De Vos laat zien hoe de neurologisering van ons bestaan om zich heen grijpt en zich steeds verder voltrekt, maar hij laat ook zien hoe de neurologisering nooit totaal zal kunnen zijn. Hij bespreekt hoe er bij alle verwoede pogingen om onszelf, elkaar en anderen te overtuigen dat we niets anders zijn dan ons brein, er altijd een ‘rest’, een residu, een meerwaarde, of iets reëels, overblijft. Het wordt er weliswaar overal ingehamerd dat we ons brein zijn, maar toch blijft er dat vermoeden, die onrust. Het effect van alle neuro-propaganda is dan ook eerder dat we van een afstand naar onszelf hebben leren kijken alsof we ons brein zijn. We worden aangeleerd om ons te gedragen als kleine hersenwetenschappers, waarbij we over onszelf gaan praten in termen van neuronen en hersenkwalen. De Vos onderzoekt de effecten en de context van alle neuro-talk, of neuro-babbel, op het gewone leven en op de menselijke en maatschappelijke verhoudingen van alledag. Eén van deze effecten, zou je denken, is dat de klassieke psychologie overbodig wordt. Maar, opmerkelijk genoeg, wordt er nu juist een beroep gedaan op psychologische methodes om te leren hoe we met ons brein zouden moeten omgaan. Het complexe van dit boek, is dat De Vos echter ook geen genoegen neemt met het vermeende weten en de expertise van de psychologische wetenschappen aangaande de mens. Onder de neurologisering ligt een psychologisering, maar ook deze is weinig anders dan een aangeleerde objectivering en aberratie van waar het in het project van de verlichting ooit eens om te doen was: ons te bevrijden uit de zelfgekozen mondigheid, inzicht te krijgen in de wettelijkheden van de rede en die van de natuur, en te leven in harmonie en verbondenheid.

Jan de Vos weet door een analyse van het alledaagse spreken en het populair-wetenschappelijk denken een belangrijke kritiek te leveren op de machten die er zijn. Misschien zou dit hele werk als een doordenking van de notie “Kennis is Macht” kunnen gelden, waarbij een kritiek op de macht, tegelijk een kritiek op het vermeende positivistisch weten is over wie en wat de mens zou zijn. Immers zodra gezegd wordt dat bekend is wat de mens is, wat hij werkelijk is, is hij ingevuld, bepaald en onderworpen. Of zoals De Vos het zelf zegt in zijn één na laatste hoofdstuk, in mijn vertaling “De ware ethische houding is om deze leegte open te houden, en dat is het moment waar een theorie van de psyche niet anders kan dan zich in het konijnenhol te wagen om zichzelf daar terug te vinden als politiek.” (“The true ethical stance is to keep this void open and this is where a theory of the psyche cannot but venture down the rabbit hole and find itself transformed into a politics.”)

Misschien duizelt het u inmiddels. Dat kan, want het werk van De Vos is ook duizelingwekkend, in de implicaties die het heeft, en de diepe groeven die het trekt door onze épistème of Zeitgeist. Het boek heeft een hoog filosofisch argumentatie-niveau, en is erudiet en spannend geschreven. Het betreft een belangrijke en radicale kritiek op het dominante, neurowetenschappelijke betoog, en daarmee zoals u allen weet, als vanzelfsprekend op het dominante psychiatrisch vertoog. Zijn verzorgde en gedetailleerde stijl is meeslepend en lokt uit tot discussie en kritiek. De jury is dan ook verheugd om de auteur deze Van Helsdingenprijs te mogen schenken, en wij hopen dat het werk en gedachtegoed van Jan de Vos verder wordt uitgewerkt, verspreid en navolging krijgt. Graag een applaus voor Jan de Vos, aan wie ik nu het woord geef.