Skip to main content

The Devil's Castle, Susanne Paola Antonetta

Recensie door Eva Goedendorp

The Devil’s Castle - wie is er nu écht gek? (English version, see here.)

(In deze Nederlandstalige recensie zijn citaten uit het boek vertaald naar het Nederlands, met een verwijzing naar pagina van Engelstalige bron.)

Het schrijven van een recensie over een boek dat de geschiedenis van eugenetica behandelt, is geen gemakkelijke opgave. Helemaal niet als het eigenlijk een prachtig boek is, met mooie taal en fantastische zinnen. Hoe ga ik woorden geven aan dit boek van Susanne Paola Antonetta dat een zeer goed uitgezochte historie beschrijft van eugenetica in relatie tot de psychiatrie?

Het verhaal centreert zich rond het voormalige gesticht Sonnenstein, the Devil’s Castle, wat ooit een bakermat was van de 'morele behandeling' (traitement moral) en de revolutionaire ideeën van Pinel maar later bekend zou komen te staan als Nazi-vernietigingslocatie. Het verhaal is een schokkende illustratie van hoe ver de psychiatrie kan afdwalen van haar humanistische idealen.

Via de ervaringen van twee patiënten, Paul Schreber en Dorothea Buck, volgt het boek de veranderingen in de psychiatrie door de eeuwen heen. Iets wat nooit een lineaire psychiatrie is geweest, zoals zal blijken, "psychiatrie is nooit een lineaire geneeskunde geweest" (p. 52).

Pinel en de oorsprong van morele behandeling
Een heel hoofdstuk is gewijd aan Philippe Pinel, te beginnen met zijn verklaring uit 1794 waarin hij verklaarde dat waanzin geneeslijk was en waarin hij de "krankzinnigen" niet alleen als menselijk, maar zelfs als "enkele van de beste mensen die hij ooit had gekend" beschouwde. Deze visie stond haaks op de wrede praktijken van die tijd: ketenen, uithongeren, brandwonden en aderlatingen. Samen met Jean-Baptiste Pussin voerde Pinel hervormingen door in het gesticht van Bicêtre in Parijs, waarbij hij patiënten bevrijdde van hun ketenen, hun voeding verbeterde en een humane en psychologische benadering introduceerde die later bekend werd als traitement moral. Hij stond erop dat de geest van de patiënt moest worden begrepen in de context van hun leven en dat "hoop en dromen" onmisbaar waren voor herstel. Arbeidstherapie, waaronder tuinieren en naaien, maakte deel uit van deze visie op zinvolle, herstellende zorg.

Pinels ideeën waren van invloed op William Tuke in Engeland, die het Quaker Retreat in York oprichtte, en op Amerikaanse hervormers zoals Benjamin Rush en Dorothea Dix. Door toedoen van deze figuren brak voor de psychiatrie een nieuw tijdperk aan, dat Antonetta omschrijft als een sfeer van hervorming, met hoop en individuele zorg als kernwaarden.

De transformatie van Sonnenstein
Een van Pinels studenten was Ernst Gottlob Pienitz, die in 1811 het Sonnensteingesticht in Saksen transformeerde tot wat werd beschouwd als het 'toppunt van Europa' op het gebied van humane psychiatrische zorg. Patiënten hadden ruime kamers, voedzaam eten, biljartkamers, muziekruimtes en tuinen. Binnen een jaar kon Pienitz een kwart van zijn patiënten als volledig genezen ontslaan. Zijn benadering, gekenmerkt door vriendelijkheid en luisteren naar patiënten, werd een voorbeeld voor veel artsen.

Antonetta beschrijft een bitter contrast tussen deze idealen en de hedendaagse 'gemiddelde medicatiecontrole van 20 minuten', die weinig ruimte laat voor de complexiteit van het innerlijke leven. Ironisch genoeg leidde Pinels classificatiesysteem, dat bedoeld was om het begrip van waanzin te verdiepen, later tot een te simpele scheiding tussen aandoeningen van de geest en die van het lichaam, met als hoogtepunt de ontwikkeling van neuroleptica (geest-grijpers), medicijnen die bedoeld waren om "de duivel uit te drijven".

De praktijk van morele behandeling nam in de negentiende eeuw af onder financiële druk. Tegen de tijd dat Paul Schreber onder directeur Guido Weber in Sonnenstein werd opgenomen, was het gesticht overvol geworden en rook het er naar lichamen – dit lag ver af van Pienitz' humane visie.

De zaak Schreber
Paul Schreber (1842–1911), een vooraanstaand rechter, liet zich in 1893 voor de tweede keer vrijwillig opnemen in een kliniek, de opname zou uiteindelijk negen jaar duren. Hij leed aan angst, depressie en ernstige slaapstoornissen. Tijdens zijn opname begon hij complexe visioenen en wanen te krijgen over 'zenuwstralen' en zijn eigen transformatie in een vrouw (p. 58). Later zou hij over deze ervaringen schrijven in zijn Memoirs of My Nervous Illness. In deze memoires beschrijft Schreber de psychiater van de kliniek, Flechsig, als een 'zielmoordenaar', wiens controversiële methoden hem diep getraumatiseerd achterlieten. Na zeven maanden werd Schreber overgebracht naar het staatsgesticht in Sonnenstein, dat onder leiding van Guido Weber was verworden tot een overvolle kliniek die stonk naar lichamen, ver verwijderd van de humanistische idealen van de oprichter, Ernst Pienitz. Hier vertelden stemmen Schreber dat hij 'het kasteel van de duivel' was binnengegaan.

Guido Weber wordt door Antonetta afgeschilderd als een arts die Schreber levenslang wilde opsluiten, deels gemotiveerd door het aanzienlijke bedrag dat Schreber voor zijn verblijf moest betalen. Weber negeerde Schrebers klachten over misbruik door het personeel en concentreerde zich in plaats daarvan op wat hij zijn 'pathologische schil' noemde: zijn uitbarstingen van geschreeuw naar de zon en zijn geslachtsverandering, die Weber beschouwde als tekenen van waanzin. Schrebers waanzin bevatte echter, naar zijn eigen mening, een kern van objectieve waarheid. Zoals de lezer zal inzien, is dit geen geheel onwaarschijnlijke bewering. Bepaalde ervaringen zullen nooit volledig begrijpelijk zijn voor anderen, een filosofisch dilemma dat Antonetta in één enkele, treffende zin samenvat: "het begin van het begrijpen van Schreber is om een Schreber te zijn" (p. 73).

Paul Schreber vocht tegen zijn levenslange opsluiting en won uiteindelijk zijn zaak in 1902, nadat hij zijn advocaat had ontslagen en zichzelf had vertegenwoordigd. "Hij werd de grote advocaat van de 'gekken'" (p. 72). Zijn stelling was dat iedereen die in een inrichting is opgesloten en wil vertrekken, moet worden vrijgelaten als hij geen gevaar vormt voor zichzelf of anderen. Daarmee stelde hij de juridische categorie "onschadelijke waanzin" voor.

Dorothea Buck
Een andere prominente figuur in het boek is Dorothea Buck (1917 – 2019). Op negentienjarige leeftijd kreeg ze haar eerste psychose, die gepaard ging met een gevoel van wedergeboorte, waarvoor haar familie haar naar een psychiatrische instelling stuurde. Ook Buck onderging tijdens haar verblijf daar diep traumatische ervaringen, waarvan sommige in het boek worden beschreven, en als lezer kan men zich haar lijden en haar daden levendig voorstellen.

Haar droom was om lerares te worden, maar onder de naziwetgeving werd ze gedwongen gesteriliseerd, wat niet alleen haar kansen op een huwelijk verwoestte, maar ook haar professionele ambities. Voor Buck was psychose zowel cognitief als zintuiglijk: ze beschreef eens hoe een gewone deken, wanneer die door een verpleegster werd aangeraakt, aanvoelde alsof die haar huid verbrandde. Ze beschouwde haar psychose als een soort bevrijding en bleef religieus, hoewel ze van God eiste dat hij haar partner zou zijn in het 'humaniseren van de wereld' (p. 96). Haar inzichten zijn diepgaand en inspirerend; Antonetta citeert Buck: "Om te genezen moet men begrijpen en verwerken wat men heeft meegemaakt" (p. 103). Maar door diverse medicatie werd Buck beperkt in het verwerken en helen van wat ze had meegemaakt.  Ze bracht psychose in verband met het onbewuste en met dromen; uitbarstingen in het wakende denken, zoals Antonetta het uitdrukt. En ze voegt met filosofische elegantie aan haar beschrijving van psychose toe: "Deze bestaande wereld is niet onderworpen aan gewone taal of de eisen van het gewone leven. Als je het vreemd vindt, ken je het gewoon niet. Het is een wereld die net zo echt is als elke andere, en, zou ik eraan willen toevoegen, vaak veel vriendelijker" (p. 110).

Dorothea Buck had verschillende psychoses, waarvan de vijfde en laatste ook het einde van haar kunststudie betekende. Tijdens deze episode brak de Elementaire Taal door, waardoor ze nieuwe inzichten kreeg in de klankpatronen van haar moedertaal, het Duits. Ze kreeg visioenen van menselijke daden die het klimaat verwoestten, en een planeet die minder groen werd. Ze schreef brieven aan professoren met waarschuwingen en werd vervolgens opnieuw opgenomen. Als men rond 1959 in de toekomst had kunnen kijken, had men kunnen zien dat dit in 2025 de realiteit zou zijn.

Toch was de ziekenhuisopname niet onbelangrijk. Binnen de muren van het ziekenhuis begon Buck met medepatiënten te praten over hun psychotische ervaringen. Deze gesprekken vormen het begin voor wat later Bucks psychoseseminars en de trialoog zouden worden, een dialoog waarin patiënten, families en clinici als gelijken met elkaar praten. Tijdens een van haar opnames hoorde ze toevallig hints over het euthanasieprogramma, maar ze kon het nauwelijks geloven. Mensen spraken over ‘nutteloze eters’, maar pas tijdens het Eichmann-proces in 1961 begreep ze de volledige realiteit van het T4-euthanasieprogramma. Het systematisch doden van gehandicapte en neuro psychiatrische kinderen, en later ook volwassenen, werd bekend als Aktion T4.

Eugenetica en Aktion T4
Het nazi-programma Aktion T4 kwam voort uit het idee van eugenetica, een begrip dat in 1883 werd geïntroduceerd door Francis Galton, een neef van Charles Darwin. De letterlijke betekenis ervan, 'van goede afkomst' of 'goed kiemplasma', verhulde een politieke reden: Galton geloofde dat gerichte voortplanting een onvermijdelijke consequentie  zou moeten zijn van Darwins doctrine van het recht van de sterkste. Door de 'sterksten' aan te moedigen zich voort te planten (positieve eugenetica) en door de vruchtbaarheid van de 'zwakkeren' te beperken (negatieve eugenetica), zo luidde het argument, zou het goede kiemplasma in de bevolking kunnen worden vergroot.

De eugenetische-beweging was al vóór de Eerste Wereldoorlog tot bloei gekomen in de Verenigde Staten. In 1911 gaf het Carnegie Institution in Amerika opdracht tot een rapport met voorstellen voor maatregelen om 'defect kiemplasma' uit te bannen, waarbij euthanasie door middel van gas als achtste punt op de lijst stond. Deze ontwikkelingen aan de andere kant van de Atlantische Oceaan hadden een duidelijke invloed op Adolf Hitler en de nazi dokters. Een cruciaal werk dat het eugenetische denken radicaliseerde, was Permitting the Destruction of Life Unworthy of Life (1920) van jurist Karl Binding en psychiater Alfred Hoche. Het boek pleitte voor het doden van mensen die als "geistig tot" (mentaal dood) werden beschouwd, met name kinderen, en beriep zich daarbij op de nutteloze militaire sterfgevallen in de Eerste Wereldoorlog. Het werd een handboek voor het nazi-euthanasieprogramma.

Hun logica was syllogistisch, maar ook van het hellend vlak: als suïcide is toegestaan, dan is hulp bij suïcide ook toegestaan; als hulp bij suïcide is toegestaan, dan is het ook toegestaan om iemand te helpen die niet om hulp kan vragen, maar wel de dood wenst; en als dat wettelijk is, dan zou (volgens dezelfde redenering) ook het doden van mensen die de dood weigeren, maar wier geest als 'dood' kan worden beschouwd, wettelijk zijn (p.77). Antonetta beschrijft hoe eugenetische redeneringen leidden van sterilisatie tot de massamoord op minderheden in zowel de VS als Duitsland, allemaal onder het mom van rationeel beleid, gerechtvaardigd door erfelijke labels - criminaliteit, alcoholisme, epilepsie, zwakzinnigheid of idioten. De categorie zwakzinnigheid bleef notoir vaag en allesomvattend; juist de oningevuldheid van de definitie maakte haar zo krachtig.

Binding en Hoche introduceerden begrippen als dasein ohne leben (bestaan zonder leven) en geistig tot (geestelijk dood) en hun boek werd een bron van inspiratie voor Hitler. Een andere figuur wiens ideeën een grote invloed op hem hadden, was Emil Kraepelin, de invloedrijke Duitse psychiater uit het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Kraepelin was zelf een eugeneticus en antisemiet, een voorstander van de theorie van 'sociale degeneratie'. Hij stelde dat 'slecht kiemplasma' een bedreiging vormde voor de bevolking, en zijn psychiatrie kan niet los worden gezien van zijn eugenetische grondslag. Hij zag een defecte hersenfunctie als de oorzaak van mentale verschillen en geloofde dat joden een natuurlijke aanleg hadden voor geestesziekten en een neiging tot psychopathie.

Kraepelin, tegenwoordig bekend als de 'vader van de moderne psychiatrie', was voorstander van gedwongen sterilisatie in plaats van euthanasie, maar hij leidde mensen op die de ergste nazi-artsen zouden worden en massamoorden zouden plegen, onder meer op Duitsers met een psychische aandoening. De oorlog zelf diende als voorwendsel om psychiatrische patiënten in het land uit te roeien. Wie is dan echt krankzinnig?

In The Devil's Castle is te lezen hoe kinderen op school op weerzinwekkende manier rekenopgaven kregen waarin de kosten voor de bouw van gestichten werden vergeleken met die voor gewone huizen. De auteur laat op overtuigende wijze zien dat gewone mensen zonder aarzelen vreselijke daden kunnen begaan. Het boek documenteert ook de taal die nazi-artsen in de rechtbank gebruikten om hun daden te beschrijven: gaskamers waren 'doucheruimtes', euthanasie was 'mensen in slaap brengen', en een vorm van 'verlossing'.

De auteur van The Devil's Castle, Susanne Paola Antonetta, verweeft haar eigen ervaringen met mentale aandoeningen in het verhaal. Dit legt een link tussen het verleden en het heden, en laat ook zien dat sommige vragen nog steeds actueel zijn. Ze pleit voor een humane benadering, in navolging van Pinel, en benadrukt het belang van het proberen te begrijpen van patiënten. Antonetta is kritisch over de DSM: "Als ik de DSM doorlees, kan ik geen enkel persoon bedenken die niet gediagnosticeerd zou kunnen worden met een ernstige stoornis en antipsychotica zou kunnen krijgen" (p. 223).

Soms beschrijft Antonetta tot in detail hoe een psychose voor haar voelt, of hoe bepaalde verschijnselen werken. Ze trekt vaak parallellen met de ervaringen van Buck of Schreber, waardoor het boek herkenbaar zal zijn voor lezers die zelf bekend zijn met ervaringen in de psychiatrie. Neem bijvoorbeeld de psychose-paradox die ze beschrijft: ze kan de mezen niet zien, maar hoort in haar hoofd hun stemmen zeggen: "zes graden" (six-degrees). Ze ziet de vogels elke dag, maar weet nog steeds niet hoe ze eruitzien, zelfs niet na Google te hebben geraadpleegd, en ze vergeet het plaatje ook meteen weer. Tegelijkertijd heeft elk mens hier in meer of mindere mate last van. Antonetta stelt niet voor niets een zeer relevante vraag: "Wat zijn psychiatrische diagnoses als ze plotseling kunnen verdwijnen?" En wie is echt 'gek'? Wat te denken van de persoon die zijn onafhankelijke denken heeft opgegeven en blindelings de massa volgt zonder berouw voor zijn daden? Of bestaat gekte op een continuüm, met nuances tussen volledige autonomie en totale onderwerping? Susanne Antonetta laat in dit boek op overtuigende wijze zien dat er geen eenvoudige antwoorden op deze vragen zijn, en vertelt een verhaal dat het belang aantoont van een geestelijke gezondheidszorg die is gebaseerd op de ervaringen van mensen met ervaringskennis.

Eva Goedendorp studeerde Franse taal- en cultuur en werkt onder andere als ervaringsdeskundige.

The Devil's Castle. Nazi Eugenics, Euthanasia, and How Psychiatry's Troubled History Reverberates Today.  Counterpoint, 256 pagina's, zie hier.